Ik denk dat ze zeventien was toen ze voor het eerst binnenstapte bij Diggout. Een schim van een meisje, de blik afgewend, haar rug gebogen alsof ze zich kleiner wilde maken dan ze al was.
Meestal was ze stil. Zo stil dat je haar kon vergeten. Tot er iets knapte. Een vingerwijzing, een stemverheffing, een onschuldige opmerking — en dan brak de storm los. Oerkracht. Prima. De pijn in haar ogen dook niet op uit het moment, maar uit jaren daarvóór.
Ze is begin dertig nu. Soms zien we haar een tijd niet, en dan ineens duikt ze weer op. Niet met verhalen, maar met ogen die spreken. Ze probeert het. Maar het lukt haar niet alleen. Ze zweeft nog steeds tussen wal en schip — of misschien ligt ze er al jaren, moeizaam drijvend in dat tussenwater waarin niemand haar lijkt te zien.
Gisteren kwam er een spraakbericht binnen. Haar stem zacht. Dankbaar. Liefdevol. Maar eigenlijk was het een afscheid. ‘Ik ben moe,’ zei ze. ‘Ik ben klaar. Ik bereid me voor op de reis naar een ander universum.’
Mijn hart stokte. Niet uit schrik. Maar uit herkenning. Hoe vaak hebben we gedacht: dit meisje moeten we redden — en hoe vaak hebben we beseft dat redden in Nederland een bureaucratisch werkwoord is geworden.
De systemen zeggen: wachtlijst. De regels zeggen: contra-indicatie. De protocollen zeggen: doorverwijzen. Maar wat als het leven zelf zegt: nu?
Bij Diggout werken we met een tweesporenbeleid. Eén spoor voor structuur, houvast. Eén spoor voor maatwerk. Geen blauwdruk, maar hartdruk. En de mens staat altijd centraal.
We zijn geen instelling. Geen loket. We zijn een plek. Waar iemand welkom is. Waar de deur niet sluit om vijf uur. Waar een warme maaltijd en een luisterend oor niet afhankelijk zijn van een verwijzing.
En toch. Ook wij lopen tegen grenzen aan. Grenzen opgelegd door systemen die ooit bedoeld waren om te beschermen, maar vaak verhinderen. Wat kan er nog als je aan alle regels hebt voldaan — en het toch niet genoeg is?
Nu is er maar één gedachte die telt: haar weghalen uit waar ze nu is. Niet morgen. Niet volgende week. Nu.
De vraag blijft hangen: hoe ver mag je gaan als mens in een wereld van regels? Wat kunnen we nog betekenen, als de systemen zwijgen en alleen je hart spreekt?
Er is geen conclusie. Alleen een open einde. Want ook dat is liefde: blijven, terwijl je het antwoord niet weet.