Het gaat ergens over

Stagelopen

Zestien was hij. En hij móest stage lopen. Waarom precies, wist niemand goed uit te leggen — ook hijzelf niet.
“Voor je toekomst,” zeiden ze. Maar zijn toekomst was een wazig iets, ergens achter een grauwe muur van ochtenden waarop je uit bed moest zonder reden.

Op dag één kwam hij binnen met een capuchon tot over zijn wenkbrauwen. Dag twee ging het al mis. Kleine dingen, altijd kleine dingen. Vergeten tijd, vergeten toon.

Na een week was het team hem zat. Teveel energie, te weinig richting. “Joh, doe het niet. Hou je niet aan de afspraken. Zoek een plek waar je blij van wordt.”

En toen werd hij stil. Geen grote woorden. Geen verzet. Alleen even die blik van iemand die niet vaak iets mag kiezen — en nu ineens wel.

Drie weken later zwaaien ze hem uit. Stagiair af. Vol plussen. Mooie referentie. Hij schuift zijn stoel naar achter, kijkt op, en vraagt zachtjes: “Mag ik blijven? Als vrijwilliger?”

Een schouderklop, een knik. En ja, dat mocht. En ergens denk je dan: misschien is dit het wel. Geen systeem. Geen traject. Gewoon blijven. Omdat het ineens ergens om gaat.