Doorvliegen

Grip

“Ik kan het niet…”

Hij kijkt op. Ogen van een jonge hond die te vaak is geslagen, die weet hoe stenen voelen als ze je raken. Even ben ik bang dat hij zijn adem inhoudt — zoveel pijn, zoveel verdriet, zoveel onbegrip.

Hij begrijpt de maatschappij nauwelijks. Een systeem dat geen systeem is. Structuren die krom lopen. Regels die draaien.

Hoogbegaafd. Bipolair. Universitaire graad op zak. En toch nu, overleven. Elke dag opnieuw.

Ik laat hem praten. Luister. Stel af en toe een lastige vraag. Niet om te sturen, maar om ruimte te maken. Socrates zou het goedkeuren.

Ik bijt op mijn tong. Geen oplossingen, geen plannen, geen reddingen. Hij moet het zelf doen. Mag het zelf doen.

Hij loopt weg. Stil. Twintig minuten later komt hij terug. “Fuck it,” zegt hij. “Ik ga het doen. Ik ga aan de slag.”

Of hij het volhoudt? Geen idee. Maar hij staat. En hij beweegt. Dat is al iets.

Mijn eigen brein vliegt alle kanten op. Altijd al. Snel. Oplossingsgericht. Pragmatisch. Alles tegelijk, alles meteen.

Vroeger kon ik gewoon doorvliegen. Nu raakt mijn hoofd af en toe in de war. Kortsluiting van dingen die niet helder zijn. Van slechte communicatie. Van mensen die geen ja of nee zeggen. Van afspraken die komen te vervallen zonder bericht.

En toch, we gaan door. Hij. Ik. Iedereen met een hoofd dat soms hapert, maar nooit opgeeft.