De Sporttas

Sporttas

“Dag Nanette, ik ben al een tijdje niet geweest… Ik ben dom geweest en zit voorlopig even vast.”

‘Ow jongen, wat naar. Heb je iets nodig?’

‘Ik wilde alleen weten of mijn sporttas nog veilig staat bij jou?’

‘Ja hoor, hij staat nog op een veilig plekje.’

Hij hoorde allang niet meer bij de doelgroep van Diggout. Midden dertig was hij, toen hij op een dag binnenliep. Samen met een vriendin. Tijdens de lunch. Geen geld, wel honger. Ze hadden op straat gehoord dat ze bij ons iets konden eten. Gratis. Een broodje. Een kopje thee.

Tijdens het eten hoorde ik hun verhaal. Dakloos. Geen plek, geen perspectief. Gelukkig was het zomer. We regelden een tentje, een paar slaapzakken uit het magazijn.

Drie keer raakten ze het tentje kwijt. Gestolen. Opgehaald door handhaving. Weggewaaid in een regenbui.

Uiteindelijk kregen ze een plek bij het Leger des Heils.

Voor hij daarheen ging, vroeg hij: ‘Mag ik mijn sporttas bij jou laten? Tot ik weer een eigen plek heb?’

‘Natuurlijk. We maken wel een plekje.’

Wat zat er in die sporttas, dat zo belangrijk was?

De urn met de as van zijn vader.

Na het overlijden van zijn vader ging het mis. Hij verloor zijn baan. Raakte in een psychose. Belandde op straat. De tas was het enige dat nog van betekenis was. En hij gaf die tas – met alles wat hij nog had – aan mij.

Een jaar later. Het gaat beter met hem. Hij kwam langs met een bosje tulpen. Voor mij.

En hij vroeg: ‘Mag ik mijn tas terug?’

Kwetsbaarheid past niet in beleid. Waarde zit niet in formulieren. En vertrouwen… dat past soms gewoon in een sporttas.